Bert Meinen
Met zijn strakke geometrische beelden en werken in de publieke ruimte, is kunstenaar Bert Meinen (1945) een markant figuur binnen de Nederlandse beeldende kunst.
Geboren in Hengelo en opgeleid aan de Academie voor Beeldende Kunsten (AKI) Enschede bij Enschede, ontwikkelde Meinen zich tot een kunstenaar die constructivistische principes weet te vertalen in sculptuur, schilderkunst én buitenkunst.
Cum laude
Bert Meinen studeerde vanaf 1963 aan de AKI in Enschede en rond 1967 rondde hij zijn studie cum laude af. Vervolgens was hij van 1969 tot circa 1990 docent aan diezelfde academie. Zijn vroege betrokkenheid bij de academie weerspiegelt dat hij niet alleen praktijkkunst maakte, maar ook actief was in de kunsteducatie..
Herhaling en symmetrie
Het bouwkundige en ‘logische systeem’ zit sterk in Meinens werk: vorm, herhaling en symmetrie spelen een centrale rol. Het constructivisme — waarin alleen met geometrische vormen wordt gewerkt — was voor hem een belangrijke inspiratiebron. Deze vertaling van geometrische, vaak minimalistische vormen, komt zowel in zijn schilderijen (geabstraheerde landschappen) als in zijn (monumentale) sculpturen terug.
Materialen
Meinen maakt veelvuldig gebruik van roestvrij staal, cilinders, palen, bollen, en contrastkleuren. Voorbeelden zijn de sculptuur in Lelystad: vier roestvrijstalen cilinders met blauwe koppen, geplaatst in wisselwerking met de horizontale lijnen van de omgeving. Een ander werk: “Palen” (1980) in Deventer — roestvrij stalen palen met gekleurde koppen. De keuze voor roestvrij staal en buitenopstellingen benadrukt zowel duurzaamheid als zichtbaarheid in de publieke ruimte.
Ruimtelijke tekeningen
Vanaf de jaren ’90 benadrukt Meinen steeds meer dat lijn, kleur en vorm gelijke componenten zijn in zijn werk, en noemt hij zijn sculpturen “ruimtelijke tekeningen”. Dat betekent: hij ziet sculptuur niet enkel als object, maar als teken in de ruimte — interactief met omgeving, kijkrichting, schaal.
Betekenis
Meinen heeft een plaats verworven in de traditie van Nederlandse openbare kunst (beeld in de stad, in het landschap) en combineert die met een heldere abstract-geometrische visie. Denk aan hoe zijn beelden zich verhouden tot de omgeving: de kijker beweegt, de blik verandert; vorm en ruimte gaan een dialoog aan. Zijn werken maken deel uit van het visuele- en cultuur-erfgoed in diverse gemeenten (Lelystad, Deventer, Almelo, Amsterdam-Slotervaart) en zetten de aandacht op hoe kunst in de openbare ruimte kan functioneren als herkenningspunt, accent of “baken”.
Daarnaast is zijn didactische werk (als docent) relevant: van 1969-1990 aan de AKI, hij zal ook generaties kunstenaars beïnvloed hebben.